Armvoogdijen in 18e en 19e eeuw

Ook in Oldetrijne waren er zogenaamde armenwoningen

Na de reformatie ( jaar 1517 wordt vaak aangehouden toen Maarten Luther zijn stellingen poneerde) namen de kerken de zorg op zich voor de armen binnen hun eigen kerkelijke ( parochie) grenzen. De inkomsten voor de armenzorg werden in belangrijke mate verkregen uit de kerkelijke goederen en landerijen en soms uit schenkingen. Tot aan het einde van de 18e eeuw waren de kerken vrij zelfstandig bij de uitvoering van de armenzorg.

De tijd van Napoleon bracht daarin verandering. Er kwam meer bemoeienis van de (lokale) overheid. De grietenij, later genoemd gemeente, ( in de Napoleontische tijd genoemd “maire”) benoemde in ieder dorp, meestal een aantal armvoogden en in die tijd moesten deze armvoogden jaarlijks verantwoording afleggen; veelal nadat eerst in de kerk tijdens een vergadering met de floreenplichtigen de rekening was doorgenomen. Daarna ging de rekening en verantwoording naar de maire . In de Napoleontische tijd bestonden in Weststellingwerf de maires Wolvega, Noordwolde en Sonnega. Periode 1809-1813.

De armvoogden, behoorden zonder uitzondering tot de ”sociale bovenlaag” van de dorpen. Sommige armen kregen een weekgeld, anderen kregen ondersteuning in natura ( een voorraadje turf, het betalen van brood, vroedvrouw, dokter of zelfs de begrafenis). Vaak werd ook de huur van de woning betaald of konden de armen in een huisje van de armvoogdij gaan wonen. De armvoogdijen en diaconieen verrekenden over en weer de huren voor de armvoogdijhuizen en diaconiewoningen en dat gaf soms de nodige argwaan. De armvoogden bemoeiden zich bij tijd en wijle nadrukkelijk met het leven en welzijn van de armen en dat geschiedde met de nodige willekeur en bracht ook veel weerstand teweeg.

Ook Oldetrijne kende een armvoogdij. In Oldetrijne had de armvoogdij ook een paar eenvoudige woninkjes o.a. aan de Oldetrijnstersloot ( in 1832 kad. A 633 (119 m2) en kad. A 630 (140 m2) met een moestuin (A 626), boomgaard (A 632) Een van de woninkjes was eigendom van Het Dorp. De andere van de Armvoogdij. De Diaconie Oldetrijne had ook twee woningen aan de Binnenweg ( zuidzijde) Oty A 172 ( 132 m2) en Oty A 146 ( 390 m2)

De school van Oldetrijne (Kad. A 713), eigendom van Het Dorp Oldetrijne (was gelegen aan de oude Weerdijk richting Oldelamer) werd in 1835 opgeheven en is tot plus minus 1875 nog in gebruik geweest als bewoning voor armen. Eind 1700 was er in Oldetrijne zelfs nog sprake van het “niaarrecht” en dat recht werd o.a. gebruikt om de zorg voor de armen goed te regelen. De diaconie van Oldetrijne kreeg hierdoor een huisje voor de vestiging van arme mensen. (29-9-1779 kasboek diaconie Oudetrijne/Oldelemmer)

Het neemt te veel bladvulling om exact te vertellen wat het niaarrecht (oud Germaans recht) inhield, maar Piet van der Lende schrijft daar meer over in het boek “oude veldnaemen “Ooldetriene en Sunnega” (blz.22)

In 1848 komt de liberaal Thorbecke met een nieuwe grondwet, waarin ook een ontwerp voor de armenzorg. De confessionelen waren tegen het ontwerp, omdat ze vreesden dat de staat zich te veel zou gaan bemoeien met de kerkelijke armenzorg. Het ontwerp werd van tafel geveegd.

Onder de arme bevolking, vooral onder de veenarbeiders, ontstond veel onrust over de slechte omstandigheden. Het jaarverslag van de Provincie Vriesland vermeld zelfs dat in 1844 militairen gezonden werden naar Ter Idzard en Noordwolde vanwege onrustige bewegingen, onstaan uit de begeerte om “ grootere daglonen”.

In 1854 kwam er een nieuwe wet op de armenzorg en werd het armbestuur meer gereglementeerd. Er kwam een reglement wat o.a. omvatte een beschrijving omtrent de te verstrekken versterkende middelen, zoals levertraan en vlees in geval van ziekte en zwakheid. De armbesturen ontvingen vanaf die tijd een bijdrage uit de Gemeentekas. De wet was echter alleen voor die armen, die niet aangesloten waren bij de kerk. De anderen die dat wel waren bleven afhankelijk van de diaconie. Begin 20e eeuw werden de armvoogdijen geleidelijk opgeheven en vervangen door een centraal algemeen burgerlijk armbestuur. De meeste dorpsarmhuizen verdwenen of werden nog enige tijd door de diaconieen beheerd. In 1912 komt er weer een nieuwe wet op de armenzorg ( wet Heemskerk), maar die bracht niet de verbeteringen in de armenzorg die men verwachtte.

Maar er kwam wel een beweging op gang tegen de armoede en arbeiders gingen zich organiseren en claimden het recht om te staken tegen de slechte arbeidsomstandigheden en beloning. Met name in De Veenpolder en Noordwolde groeide het socialisme. In de Veenpolder steunde o.a. Ds. Van der Heide deze ontwikkeling en hij voerde strijd tegen het drankmisbruik. In Noordwolde, (maar ook in Jubbega e.o.) ontwikkelde zich later zelfs het communisme. De Eenheidsvakcentrale kwam landelijk tot grote bloei. De armoede, werkloosheid en slechte beloning enhuisvesting,(plaggenwoningen in de Velden en op Lombok in Noordwolde) waren debet aan deze ontwikkeling. De veldnaam Lombok werd gebruikt omdat er vaak vechtpartijen en strubbelingen voorkwamen en dat was toen der tijd ook het geval op Lombok in Indonesie. Ook aan de Gracht in De Veenpolder werd deze naam wel gebruikt.

Het bestuur van de Pieter Stuyvesant Kuiertocht bouwde eigenhandig in 2007 een plaggenwoning op Lombok om de wandelaars te laten zien hoe de huisvesting daar destijds was.

Verplichte scholing (leerplicht) werd ingevoerd en langzamerhand werden de omstandigheden voor de armen verbeterd. Het zou echter tot 1965 duren dat de algemene bijstandswet werd ingevoerd door Minister Marga Klompe en de armen niet meer van de zogenoemde “bedeling” kregen.