Waterschappen op het grondgebied van Sonnega/Oldetrijne:
In de eerste helft van de vorige eeuw waren er in Sonnega en Oldetrijne zeven waterschappen ( schapjes), namelijk: De Merriemaden,De Weeren,De Kom,De Meenthe, De Linde,De Twee Gedeelten en het zeewerend waterschap De Oude Lindedijk. Het laatste waterschap was opgericht in 1832, na de grote overstromingsramp van 1825. Dit waterschap had het beheer over de oude Lindedijk over een afstand van elf kilometer, vanaf de oude Opdijk onder Oldetrijne tot Slijkenburg.
Omdat laatstgenoemd waterschap een zeewerend schap was werd er ook een dijkgraaf benoemd ( door de provincie). De laatste dijkgraaf was de heer J.J.Blaauwhof uit Oldetrijne. Na aanleg van de afsluitdijk verloor het waterschap zijn functie en werd deze opgeheven in 1941 en de taken werden overgedragen aan De Groote Veenpolder en het waterschap De Weeren.
In 1966 gingen alle waterschappen over in het waterschap De Stellingwerven en veel later in het nu bekende waterschap Fryslan.
Maar het meest interessante is dat het waterschap De Oude Lindedijk een zogenoemde “kontributiepaal” had , waarop vermeld stond dat, indien men gebruik wilde maken van de Lindedijk, er betaald moest worden ( contributie). Het bord moet gestaan hebben aan het einde van genoemde Opdijk. Het dorpsarchief Sonnega/Oldetrijne heeft hiervan een foto in het archief.
Voor geïnteresseerden in de historie van de dorpen Sonnega en Oldetrijne.
Zo nu en dan publiceren wij als bestuur van de Stichting Historie S/O enige wetenwaardigheden en ook nu willen wij u onderstaande samengevatte verhandelingen uit de notulen van de staten van Friesland van juni 1865 niet onthouden. Onderstaande samenvatting behelst een brief van de gemeente Weststellingwerf over een plan om de bestaande binnenweg ( nu Sonnegaweg) en een deel van de bovenweg ( nu Pieter Stuyvesantweg) te bestraten.
De brief van de staten begint met:
Mijne Heeren:
In de maand Junij van dit jaar (1865) werd ons door het gemeentebestuur van Weststellingwerf te kennen gegeven, dat de raad dier gemeente had besloten , den bestaanden binnenweg door Sonnega en Oldetrijne, tot even voorbij den Weerdijk te bestraten, verder een nieuwen straatweg van dat punt aan te leggen tot de bovenweg en van daar den bestaanden weg op gelijke wijze te bestraten tot aan de brug over de Helomavaart, genaamd Oldetrijnsterbrug, onder overlegging daarbij van een plan van aanleg (bestek) en begrooting van kosten, met verzoek om eene provinciale subsidie van 20% voor dien aanleg.
Na omtrent dit plan den heer hoofd-ingenieur te hebben gehoord, vermeenden wij zwarigheid te moeten maken tegen dat plan, zoo als het lag, goed te keuren, uithoofde:
1e wel belanghebbende ingezetenen aan de binnenweg wonen, maar zoo als het onzer vergadering voorkwam, langs de bovenweg, zoo ver die bestraat zoude worden, geene huizen staan;
2e de bestrating van de binnenweg niet zoude doorloopen tot aan de kerk te Oldetrijne ( bedoeld wordt de oude kerk die gestaan heeft op de begraafplaats JB) , maar de nieuwe weg den binnenweg zou verlaten op de hoogte van de Schipsloot ( was een waterloop vanuit de scheene JB) of plus minus 1000 el van die kerk op welk ellen-getal ook nog eenige boerenhuizen staan.
Hiervan geven wij kennis aan het gemeente-bestuur van Weststellingwerf. Zoo was de stand der zaak in de maand Julij dezes jaars.
Bij missive van dat gemeente-bestuur van 7 October jl. no 134/1218 ontvingen wij de mededeeling, dat de raad der gemeente zich niet heeft kunnen vereenigen met ons betrekkelijk besluit van 12 Julij jl no. 3, omdat:
1e zoo de weg niet tot aan de Oldetrijnsterbrug wordt doorgetrokken, de ingezetenen van de dorpen Spanga en Nijetrijne, op wier verzoek mede tot den aanleg is besloten , volstrekt niet zouden worden gebaat door de aanleg des wegs en deze bovendien de verschillende producten, die voor de handel bestemd zijn, juist naar de Oldetrijnsterbrug, waar ze ingescheept worden, moeten worden vervoerd;
2e De reden van de bestrating tot de kerk van Oldetrijne door te trekken spoedig zal komen te vervallen terwijl de kerk in bouwvalligen staat verkeert en het voornemen bestaat eene nieuwe kerk op een ander terrein, meer oostwaarts, te bouwen, zoodat die alsdan aan den straatweg zal komen.
3e Wanneer men aanneemt, dat de weg niet bij Oldetrijne dient op te houden , maar dat hij, om de sub 1e vermelde redenen, met een opweg naar de bovenweg en verder naar de Oldetrijnsterbrug zoude moeten worden doorgetrokken,men gereedelijk tot het denkbeeld zoude komen om, wanneer geen voornemen bestond tot verplaatsing van de kerk te Oldetrijne, den weg eerst tot aan die kerk te bestraten en van daar met een opweg naar de bovenweg te vervolgen, terwijl, vermits het terrein aldaar zeer veenachtig is en buiten alle bepoldering ligt, dit voor ondoelmatig zoude moeten worden gehouden, en het uit dien hoofde ook beter geacht wordt, een dies opweg langs den bestaanden Weerdijk, waar de bodem uit zand bestaat, te leggen. Om deze reden wordt door het gemeente-bestuur thans eene wijziging van het vroeger plan voorgestaan, hierin bestaande dat de opweg zo niet even voorbij den Weerdijk, maar daarlangs zal worden gelegd.
PS: En zo gaan de verhandelingen nog even door maar het vergt te veel papier en tijd om alles te beschrijven. Maar het besluit is dat de verharding begint bij waar de binnenweg de Heerenweg ( nu de weg naar Nijelamer JB) kruist tot de nieuwe kerk ( gebouwd 1870) en dan voor de Weerdijk langs ( heet nu ook Sonnegaweg maar wordt in de volksmond nog wel weerdijk genoemd JB) en de verharding liep naar de bovenweg en dan door naar de Oldetrijnsterbrug. De totale begroting werd geraamd op plus minus 30.000 guldens.
Bovenstaande tekst is geschreven in de woorden en grammatica en trant van toen ( 1865)
jb